Kazachstan

Nadat we een eeuwigheid op de Kazakse grens gespendeerd hebben en Daan bijna ontploft is rijden we begin van de middag Aktau binnen. Brede kaarsrechte wegen doorkruisen het Amerikaans ogend stadje. Na wat boodschappen gedaan te hebben, besluiten we gelijk de sokken er in te zetten en de havenplaats te laten voor wat hij is. De lucht is strakblauw, het is zinderend heet en zowel links als rechts is het uitzicht eindeloos. Vlot rijden we de eerste paar honderd kilometer over een mooi geasfalteerde weg, terwijl het verkeer om ons heen begint uit te dunnen en de auto’s wrakkiger beginnen te worden. De vlakten maken plaats voor afgeplatte vierkantige rotsformaties. De enige toeristische trekpleister volgens de Eenzame Planeet zijn enkele ondergrondse moskeeën. We besluiten er een te bezoeken. Deze is ongeveer 40 km van de verharde weg.

We slaan links af een kiezelpad in op weg naar de moskee. De beast ronkt en wij zetten ons schrap. Wanneer er regelmatig over een onverharde weg wordt gereden leidt dit tot extreme hobbels. Alsof je op het strand staat waar de wind allemaal kleine ribbels heeft gemaakt. Alleen deze ribbels worden veroorzaakt door de aandrijving van wielen. Dezelfde ribbels die soms voor het stoplicht staan. Als de hele weg zo is voelt en klinkt het al snel alsof de auto totaal uit elkaar gaat trillen. Onze eerste reflex is om vaart te minderen, maar al snel komen we er achter dat het een stuk comfortabeler is wanneer je 60 rijdt. Al is het dan wel lastig om op tijd te remmen voor een plots opduikend gat in de weg, zeker gezien de ribbels je stuurkunsten en remmogelijkheden fors verminderen.

De route is fenomenaal. Om de paar kilometer zien we een kudde paarden en wat nog beter is enkele kuddes kamelen. Echte kamelen met twee bulten! De kamelen zijn over het algemeen hun wintervacht kwijt, maar sommigen behouden nog een soort kapsel op hun kop met bijpassende weelderige baard. De verdwaasde blik en hun schommelde loopje maakt het een hilarisch beest. De moskee ligt prachtig tussen rotsen geklemd met uitzicht op de Kaspische zee die er mediterraan blauw uit ziet. De moskee zelf is niet zo veel aan, wat wel grappig is dat de plaatselijke bevolking er in ligt te slapen. Lekker koel zo onder de grond.

Na weer 40km terug gerammeld en gebammeld te zijn is het fijn om weer asfalt te voelen. Zo nu en dan een flinke sinkhole, dat wel, maar daar valt bijna altijd wel omheen te sturen.

Na een goede nachtrust vervolgen we onze lange tocht naar de andere kant van Kazachstan. Een goede 3000 kilometer voor de boeg. De planning om daar een dag of 8 over te doen, dus tijd genoeg om het rustig aan te doen.

De verlatenheid van het westen van Kazachstan is voor een Nederlander niet te bevatten. Honderden kilometers zonder fatsoenlijk plaatsje is hier niet vreemd. We stoppen bij een winderig heet gehucht midden op de steppe. Het plaatsje bestaat uit een tiental vierkante huizen zonder verdiepingen. De huizen staan vrij ver van elkaar, met daartussen wat dorre grond en met name rotzooi. Kapotte auto’s, metalen tonnen, veel glas en plastic. Hier en daar loopt een koe of een kameel. Langs de kant van de weg staat een vreemd gebouw, wat bestaat uit een afgezaagde vliegtuigromp tegen een vierkant gebouwtje aan. Op de deur prijkt in Russische letters: ‘KAFE MAGAZIN’. We gaan naar binnen om wat te kopen.

Een haveloze groen klapperende deur geeft toegang tot een veel grotere ruimte dan je vanaf buiten zou verwachten. In de grauwe ruimte staan een aantal oude vrieskisten met wat stukken vlees erin. Achter een van de vrieskisten staat een man met een mooie rits gouden tanden ons achterdochtig aan te staren. Achter hem is een plankje aan de muur gespijkerd, met daarop 1 fles water, 1 fles Coca Cola, 1 fles wodka, 1 pakje sigaretten en een aansteker. Dit is dan ook precies wat de winkel heeft. We besluiten geen van deze producten nodig te hebben en groeten vriendelijk de stugge meneer achter de vrieskist.

Na weer een flink stuk gereden te hebben gaan we op zoek naar een slaapplek in een redelijk plaatsje. De enige slaapplekken die je kan vinden zijn truckerhotels. Kale, groezelige gebouwen met idem dito gasten en nog smakelozer eten. De slaapvertrekken bestaan uit kamers met 4 tot 8 stapelbedden. Heel dunne vieze matrasjes op een vering die al doorhangt door het gewicht van de matras. Onze tent achterin de auto is plots een luxe resort.

Bij het minst gore eethuis dat we kunnen vinden stoppen we voor eten. De menukaart kan je in Kazachstan beter niet vragen, ze hebben vaak maar twee dingen van de hele kaart. Wat raar is, aangezien ze soms wel aardappelen hebben, maar geen puree. Wel rijstsoep met kip en wortel, maar geen plov (wat je van dezelfde ingrediënten maakt). Dit restaurant heeft een kipgerecht en doner. Daan neemt de doner en ik het kipgerecht. De doner is een soort opgerolde panini en het kipgerecht bestaat uit kip. Een hele gebraden kip die in 4 stukken is gehakt, vervolgens in een waarschijnlijk niet meer draaiende magnetron gezet en daarna speciaal voor mij is geserveerd met een vork en een dun papieren servetje. De ene kant van de kip is ijskoud en de andere heet. Ergens ben ik blij dat de kip ijskoud aanvoelt, toch bestel ik er maar een colaatje bij om mijn maagzuur een handje te helpen.

Na het eten klimmen we weer in de auto, om toch nog een laatste hotel te bekijken. Deze staat op de afslag naar het oosten. Er gaat geen weg recht van west naar oost door Kazachstan. De kortste weg zigzagt door het landschap. Er zijn ook een tweetal highways door China aangelegd, rechtstreeks van Rusland naar China. Een snelweg wat meer in het westen en een in het oosten. Een keurige weg, zonder sinkholes, prachtig glad zwart asfalt met strepen en afritten. Niet dat de afritten ergens toe leiden, na 20 meter gaat de afrit telkens over in een zandpad.

Het hotel waarop we onze laatste hoop gevestigd hebben blijkt niks te zijn en we slaan onze weg in. Het redelijke asfalt verandert direct in iets wat je, je eigenlijk niet kan voorstellen. Een lange rechte weg op een verhoging door de steppe. Maar geen glad ZOAB. Het wegdek is een lappendeken van kleine stukjes asfalt, steen en zand en dat dan afgewisseld met gaten van 30cm tot een halve meter diep die vaak ook nog meer dan een meter lang en breed zijn. Soms beslaan die gaten de gehele weg. Je kan hier niet harder dan 10 tot 20 km per uur rijden.

We zijn het rijden en het zoeken naar een hotel beu en zetten een stukje van de weg ons tentje op. De grote weg is uit het zicht en het uitzicht weer eindeloos. 10 meter van ons tentje is een zandheuvel met holen, waar steppemarmotten leven. Voorzichtig komen ze een voor een hun hol uit, om ons goed te bekijken. Een hop (bijzonder leuke vogel) is druk in de weer verderop zijn nest in elkaar te zetten.

Tegen het schemeren blijkt de compleet verlaten weg toch echt een doorgaande weg te zijn. Iedere 20 minuten komt er een enorme vrachtwagen, een jeep of een sovjetmobiel voorbij. Een keer zien we een Volvo die niet lijkt te weten waar ie terecht is gekomen. Op de kaart is de totale lengte van deze waardeloze weg 136 km tot je op de volgende weg komt. Als een vrachtwagen erover kan, kunnen wij dat zeker! Morgen vroeg op, dan zullen we rond het middaguur op de goede weg zijn. Waar heb je anders een fourwheeldrive voor.

De verheven weg blijkt al snel absoluut niet te bereiden. Waarschijnlijk is hij in de Sovjettijd aangelegd en is er daarna nooit meer onderhoud gepleegd. Zowel links als rechts van de weg hebben dappere chauffeurs hun eigen zandpaden gecreëerd. Soms kan je 50km per uur halen op deze zandpaden, maar meestal gaat het stuk minder hard. Diepe kuilen, modderpoelen en vee op de weg geven flinke vertraging. Dan zijn er nog altijd de ribbels waar ik eerder over schreef. Langzaam ploeteren we met veel plezier voort. Halverwege de route wordt de weg plots iets beter. Er staan woonwagens, een aantal vrachtwagens die we herkennen van de avond ervoor en een flink aantal roestige jaknikkers. We geven gas, maar nog geen 100 meter verder is de weg weer als vanouds dramatisch.

136km en 5 uur later staan we op de volgende kruising. Er is geen blauwe kleur van de beast meer te zien. De modder zit tot op het dak en het stof is door alle kieren naar binnen gekomen. Blij en trots zijn we dat we dit overleefd hebben. We slaan rechtsaf een matig geasfalteerde weg in die na nog geen 20 km veranderd in precies dezelfde weg als waar we vandaan kwamen, terwijl dit volgens de kaart een belangrijker weg zou moeten zijn. Een grote gele weg op google maps… Waaruit wij hadden afgeleid dat die dan ook wel mooi verzorgd zou zijn. De moed zakt ons in de schoenen, maar we rijden door. Uiteindelijk hebben we zo 800 km over niet bestaande Kazakse wegen gescheurd. Het heeft zijn tol van ‘the beast’ geëist. We missen 1 koplamp, de multi-riem piept als een gek bij een stationair draaiende motor en wanneer je de motor afzet borrelt de antivries in het overdrukcompartiment nog een paar minuutjes na.

Maar hij rijdt nog!

 

Stukkie varen

Vanuit Iran zijn we naar Azerbeidzjan gereden, om vervolgens de boot te pakken naar Kazachstan over de Caspische zee. De boot is een ferry, ook wel roll on roll off voor vrachtwagens en treinen en zo nu en dan mag een verloren toerist ook mee. Op de ‘bijbel’ voor zijderoutereizigers (caravanistan site) staat een uitgebreid verhaal over hoe de boot te nemen. In het kort: de boot vertrekt 70 kilometer ten zuiden van Baku, vanuit de middle of nowhere. De boot (een oude sovjetreliek) gaat 1x per 3 tot 14 dagen; afhankelijk van het aantal vrachtwagens en het weer. Dagelijks zal je naar de vertrekplaats van de boot moeten om te vragen of hij gaat. Als hij vaart, kan de reis 30 uur tot 5 dagen duren. Eten aan boord is mogelijk erg slecht en duur.

Na twijfels om over Rusland te rijden toch voor de boot gekozen. Rusland is mogelijk, maar wel een kleine kans op kidnapping in Dagestan of Tjetjenie. Die kleine kans is voor ons te groot.

Na groots inkopen gedaan te hebben, om 5 dagen glutenvrij te kunnen overleven op een roestige tobbe met goede moed naar de haven gereden. Vrij snel na de afslag staat een vierkant wit hok met twee slagbomen ervoor. Grensachtig moet je paspoorten en kentekenbewijs laten zien. De auto wordt kort bekeken met spiegels aan de onderkant en de bagage gecheckt. Daarna kan je het haventerrein op. Aan het einde van de weg staan zo’n honderd vrachtwagens naast en achter elkaar geparkeerd. Sommigen staan te ronken om hun waar gekoeld te houden. Aan de linker kant van de geasfalteerde vlakte staan een 5-tal zeecontainers. Rechts staan de vrachtwagens en een zeecontainer die dienst doet als toiletgebouw. Aan het einde van de vlakte een grenspoort. Wij worden door een aantal beveiligers naar een van de vijf zeecontainers gewezen om een ticket voor de boot te kopen. Het is nog maar een uur of negen, maar de lucht trilt al over het asfalt van de warmte. In de zwaar geaircode container zit een klein bol mannetje in uniform, om zijn vingers bungelen een flink aantal zilveren ringen. ‘is there a boat today?’ vragen wij hoopvol. Jazeker is er een boot, hij vertrekt om 10:00 maar die is vol. Teleurgesteld kijken we elkaar aan, dat wordt dus 3 dagen wachten. ‘next boat four o clock’ zegt de man achter het bureau. ‘Dan al???’ Superfijn! ‘But boat, maybe full’ We besluiten een ticket te kopen en te wachten. De ticket betalen moet bij de bank. (container naast de ticket-container)

In moeilijke landen kan je bijna nooit betalen aan de persoon waar je zaken mee doet. Bijvoorbeeld in restaurants is er altijd een aparte betaaldesk bij de uitgang en in auto-garages krijg je een bonnetje waarmee je naar een loketje moet. De enige waar je direct aan betaalt is de politie die je om allerlei redenen staande kan houden voor ‘straff!’ AKA een boete/bribe waarover je kunt onderhandelen. Het geld zelf pakken mensen nooit aan, je moet het ergens neerleggen.

We rijden de beast zo dicht mogelijk onder de grenspoort om wat schaduw te vangen. Na 2 uurtjes checken we in het ticketbureau of de maybe al een yes is geworden. Daan en ik hebben er over gediscussieerd om de man om te kopen, maar hij gaf daar geen ingang voor en gezien de boten zo vaak varen zal er vast morgen ook weer een varen. De maybe is geen yes geworden, maar de boot is vertraagd door harde wind op zee. We kunnen mee als 2 mensen niet op komen dagen, die er al hadden moeten zijn. Mogelijk goed nieuws dus.

Een tijd later wordt er naar ons gefloten. Om aandacht van je te trekken wordt er bijzonder vaak naar je gefloten door mensen die je tegenkomt, maar met name door ambtelijke types zoals politie en douane. Wanneer je bij de politie staat voor straff en de prijs wordt bepaald via een vaag papiertje, fluiten ze tussen hun tanden naar je om je te laten kijken. Ze fluiten nogmaals om je de hoogte van de bribe aan te wijzen, maar voor je ziet waar ze precies naar wijzen vouwen ze de papiertjes snel weer toe. Verder fluit eigenlijk iedere willekeurige andere vreemde naar je. Dat doen ze als je iets doet dat niet mag. Een fluitconcert is je deel als je ergens loopt waar je om onduidelijke redenen niet mag lopen, of als ze vinden dat je een andere kant op moet lopen. Zelfs als de persoon 40cm van je afstaat en je even voor je uit staat te staren fluiten ze. Op de een of andere manier wekt dat een soort diepe agressie in mij op. ‘Sir’ of voor mijn part ‘hey’ is toch een stuk prettiger. Maar goed: dit fluitje is een positief fluitje, want we moeten een ticket kopen voor het op en afladen van de auto. Al blijft ons onduidelijk waarom die handeling niet in de totaalprijs zit inbegrepen, vooral omdat we het zelf zullen moeten doen. Om de havenbelasting te voldoen halen we in een andere zeecontainer een papiertje, waarmee we weer naar de bank kunnen voor wederom een transactie in Amerikaanse dollars. Een graag gebruikte valuta, dit zal wel te maken hebben met de rappe devaluatie van het geld in veel Aziatische landen. Dit keer geen kletspraatjes met de bankbedienden, twee jonge mannen in een strak pak dat nogal contrasteert met hun werkomgeving. Wat overigens ook geldt voor de gespreksonderwerpen die ze bij de vorige transactie aansneden. Kennelijk is een van beiden nogal een Don Juan.

We hebben nu een ticket gekocht en de haven betaald, maar rond etenstijd weten we nog steeds niet of we ook met de boot kunnen. Ondertussen wordt de ticketmeneer een beetje chagrijnig van ons gedram. We hebben een twee-uurs-beleid, om en om vragen we of er al zekerheid is. Helaas: de maybe is nog steeds geen yes en de boot komt niet voor de avond aan, want storm-op-zee. Wederom wachten. Daar zijn we ondertussen vrij goed in geworden. Tegen de avond toch maar weer is gevraagd; een ja! We kunnen mee! Nu alleen nog wachten tot die roestige tobbe arriveert. We weten haar naam al wel: de Akademik Hassan Aliev. Noem het een blijde verwachting.

Na aankomst van de boot zes uur lang gewacht tot we aan boort konden. Auto’s mogen als laatste want alle vrachtwagens moeten eerst door de douane. Aan boort wordt ons door een potig Kazaks vrouwmens een privéhut toegewezen met 2 stapelbedjes, een patrijspoort en een wasbak! Superdeluxe dus. Doodmoe ploffen we op bed, het is vier uur in de nacht. Rond zes uur word ik even wakker als de boot begint te varen. Nog geen uur later wordt er luid op de deur gebeukt: ‘ZAFTRAK!!!! ZAFTRAK!!!’

Dit kun je toch niet menen??? Daan en ik hijsen ons slaperig in onze kleren en lopen naar de kantine. We waren in de stille hoop andere overlanders tegen te komen, maar behalve wij zijn er alleen Turkse en Kazakse vrachtwagenchauffeurs in vuile kleren, die het matige eten zonder wat te zeggen naar binnen smakken. Het ontbijt is van Iraanse kwaliteit. Thee, droog brood en 2 vage jammetjes uit plastic bakjes. Als je er om vraagt is er oploskoffie. Na wat gegeten te hebben snel terug naar de hut om verder te slapen. Om half 11 wordt er opnieuw op de deur gebeukt: ‘LOENCH LOENCH!’ Zo krijgt een mens toch ook zijn slaap niet…

De rest van de dag worden we met rust gelaten. Na een kijkje in de machinekamer en bij de stuurman hebben we ons met een drankje op het topdek gesetteld en besloten dat de bootreis na alle negatieve verhalen online in werkelijkheid een aangename verrassing is. Langzaam tuft de boot golfloos vooruit, je komt er zowaar van tot rust. Na een prachtige zonsondergang op zee volgt een nog mooiere wolkloze sterrenhemel.

Na een goede nachtrust worden we op tijd wakker door de zon die door het raampje naar binnen schijnt. We liggen stil. Land in zicht! De vrachtwagenchauffeurs zijn al druk in de weer met wassen en andere ochtendrituelen. Nadat we door duwbootjes op zijn plek zijn geduwd en ontbeten hebben begint wederom wachten. De chauffeurs zitten, staan en hangen bij elkaar met mapjes papieren. Op de TV staat een film, vermoedelijk Commisaris Rex, maar dan in een Russische remake.

Na ruim een uur worden we naar buiten gesommeerd, om via een ladder aan de zijkant de boot te verlaten. Via dezelfde ladder gaan een tiental Kazakse soldaten met drugshonden de boot in. Samen met de chauffeurs worden we in 2 minibusjes gepropt en naar de douane gereden. Daar volgt een uitgebreide paspoortcontrole. Daarna moeten weer terug lopen naar de boot om de auto te halen. De procedure die dan weer volgt zal ik je besparen….

 

Iraanse gastvrijheid.

Soms heb je echt Iraanse vriendelijkheid en gastvrijheid nodig. Die blijkt met name dan ook in overvloede aanwezig.

 

Na 2 weken rondreizen door Iran zijn we aangekomen in Yazd, midden in het land. Het is een oase in een dorre, sidderend hete woestijn, gekenmerkt door weidse vlaktes omringt door hoge kale rotsen die vanuit luchtspiegels oprijzen naar de strakblauwe hemel. Hier en daar slingert zich een weg met naastliggende elektriciteitspalen door dit ongerept landschap. De weg is vals plat, maar ‘the beast’ lijkt er vandaag wat meer moeite mee te hebben dan anders. Boven in het plafond zit een klokje dat heel handig de windrichting en de temperatuur aangeeft: we rijden naar het noordwesten bij een temperatuur van 45 graden. In de auto met de airco op standje hoog is de voorkant van je lijf koel genoeg, maar de achterkant vastgeplakt aan de stoelen van het zweet. Zo nu en dan stoppen we, om ons in een dikke warme deken te begeven om foto’s te maken van het adembenemende landschap. De zon begint te zakken en de rotsen werpen lange schaduwen over de zanderige kiezelvlakten. We stoppen nogmaals, maar nu om te kijken of de remmen niet aanlopen, bij gas geven komt er wat zwarte rook uit de knalpijp. De motor ronkt als altijd, toch wat bezorgd rijden we verder naar de stad. Bij de sleutelcursus leerden we dat zwarte rook duidt op een vervuild lucht- of brandstoffilter. Moeten we die dan nu al vervangen? Of volstaat een flaconnetje brandstofcleaner? En is ‘the beast’ wel echt trager dan normaal? Nee toch joh! Het is een bakbeest van bijna 2500 kg. Die vrachtwagens komen toch ook amper de helling op!?

Niet ver van ons hotel worden we voor het stoplicht ingehaald door grote pluimen dikke witte rook. Ik vraag me af welk oud barrel dit nu weer uitbraakt, maar tot onze grote schrik komt het uit de ‘the beast’ zelf. We rijden het eerste de beste straatje in om hem stil te zetten en te zien wat er aan de hand is. Witte rook volgens de sleutelcursus: kapotte koppakking. ‘Maar met genoeg olie kom je altijd thuis’ , herhaalt Daan opgewekt de woorden van de instructeur.

De oliepeilstok is heet en schoon. Onder de motorkap lijkt niet veel te zien, maar 1 blik onder de auto doet het ergste vermoeden. Al snel staan twee Iraniërs uit de keukenwinkel die aan het steegje gelegen is bij de auto. Na de standaard vraag waar we vandaan komen in steenkolen Engels, is er al snel de vraag wat er mis is met de auto en of we hulp nodig hebben. Nou mis is het zeker, het oliepeil is ook als de motor enkele minuten uit is onmeetbaar laag, te wijten aan de grote hoeveelheid olie onder de auto en het langzaam druppen op de straat.

We gaan mee de keukenzaak in, waar we nu met in totaal 6 man zitten voor kaneelthee en welkome hulp. Er wordt druk in het Farsi overlegd. De manager van de zaak, die ook de designer is, belt met verschillende automonteurs. Het woord Iftar valt geregeld. De jongen die wat Engels kan legt uit dat de monteurs niet kunnen komen, omdat er gegeten moet worden, het is half negen ramadam-tijd en dus eindigt het vasten. De jongen zelf blijkt architect, maar maakt ook tapijten en doet aan boksen (zegt ie). Gelukkig is het Engels wat hij praat redelijk te volgen, maar ons begrijpen kost hem moeite. De meeste Iraniers die Engels spreken kunnen zich redelijk verstaanbaar maken, maar het is voor hen erg lastig om Engels te begrijpen. Met simpele woorden, korte zinnetjes en Google Translate komen we gelukkig een heel eind. Er komt een monteur van de Iraanse ANWB; hij bekijkt de auto. Praat druk met onze nieuw gemaakte Iraanse vrienden. De ‘ANWB’-man concludeert dat er een andere mechanic naar moet kijken. Maar volgens de keukenboer – die eerst op basis van eigen inschatting nog de woorden ‘ cilinder head gasket’ op google had gevonden (koppakking) – valt het mee. Het zou misschien gewoon een gescheurde olieleiding zijn.

We gaan weer naar binnen.

De winkel bestaat uit een smalle ruimte met aan de rechterkant een enorme plompe eikenhouten keuken, met allerlei tierelantijntjes. Hij oogt eind jaren ‘70, begin jaren ‘80. Maar dan met modernere zeer grove apparatuur. Daartegenover een nog grotere, nog grovere keuken, maar dan wit en modern ogend. We vouwen ons weer tussen de gevaartes door naar het bureau van de designer voor nieuwe kopjes thee. We bekijken filmpjes op het fototoestel van de oudste man in de ruimte, die een vriend is van de andere mannen. Hij laat een filmpje zien van een bejaarde man (we vermoeden zijn vader), dansend op een tapijt tussen klappende en lachende mannen. Onze meegebrachte delfts-blauwe sleutelhangerklompjes en koelkastmagneten blijken een hit. Tijdens het maken van groepsfoto’s komen 3 mannetjes binnenlopen: de A-team zullen we maar zeggen.

Ze kijken zorgelijk naar onze auto. De gezichten vertrekken als het woord ‘ gasoil’ (diesel) valt. Personenauto’s met dieselmotoren zijn in Iran een zeldzaamheid. Zouden ze over de juiste materialen en deskundigheid beschikken? Er wordt met zaklampen door de donkere hoeken van de motor gespeurd en opnieuw onder de auto gekeken. De olie wordt bijgevuld die we gelukkig hadden meegenomen. De motor moet gestart. En dan volgt de conclusie: het lijkt inderdaad een kapotte leiding waar de olie uit gelopen is. Maar ook nadat die 5 liters extra diesel zijn toegevoegd is de peilstok nog brandschoon. De motor staat dus volledig droog.

We gaan weer naar binnen voor thee. Wederom druk gepraat. Resultaat: er is een leiding stuk, die is voor weinig geld in een dagje wel te repareren, er moet wel een oplegger komen die de auto naar de garage brengt. Geen zorgen, dit wordt direct voor ons geregeld. Na veel handenschudderij en lichte buigingen met de hand op het hart, verlaten de 4 auto-monteurs de winkel. Een half uurtje later staat een oplegger voor de deur die voor nog geen 10 euro de auto vervoert naar de garage, na wat afdingen van onze Iraanse helpers. De architect staat erop dat we met zijn 206 sedan meerijden achter de oplegger aan. Daarna zal hij ons naar het hotel brengen.

De volgende dag worden we gebeld door de automonteur: slecht nieuws. Wat we begrijpen uit de vertaling van onze hoteldame is er een ‘ basic problem’ en is er een onderdeel nodig wat in Yazd niet te krijgen is. De monteur kan het repareren, maar dat kost hem meer dan 10 dagen. Het is beter om de beast naar Tehran te transporteren, waar een grote Nissan-dealer zit. Het probleem lijkt ook met name te zijn dat er vanwege de boycots alleen maar Iraanse auto’s rondrijden. Dat zijn ongeveer 7 modellen. Hier en daar rijden wel Patrols rond, maar die stammen allemaal uit begin jaren 80 of zijn wellicht nog ouder. En nogmaals: dieselauto’s rijden er al helemaal niet.

Om 6 uur staan we weer op de stoep bij de automonteur. Dezelfde man als gisteravond heet ons welkom in zijn open garage. Behalve ‘the beast’ staan daar nog drie mega oude en totaal kapotte Patrols. De monteur weet niet waar de auto precies naar toegaat in Tehran. Alleen dat hij naar de Nissan Company moet. We krijgen het nummer van Maatin, de opleggerchauffeur, zodat we hem de volgende dag kunnen bellen waar hij de auto heeft gelaten. Maatin spreekt 5 woorden Engels, de monteur 2. We bellen met de telefoon van de monteur ons hotel. Met eigen telefoon bellen in Iran kan helaas vaak niet – of eigenlijk: helemaal niet. Het meisje van het hotel legt uit dat monteur en transporteur het adres van Nissan Company in Tehran niet weten. Chauffeur Maatin moet het nog uitzoeken, maar omdat het donderdagavond is en morgen dus de Iraanse ‘zondag’ is alles dicht. Nu contact leggen met de Nissan Dealer is onmogelijk. Vanwege de onduidelijheid besluiten we mee te rijden naar Tehran in de truck.

Maatin is een vriendelijke goedlachse gast. Hij is een klein donker, spieterig mannetje van achter in de 20. Een paar rijlaarzen in de truck verklappen zijn passie. Na nog geen 5 km uit Yazd, gebaart hij druk naar rechts en roept ‘horse yes? Horse yes?’ Willen we zijn paard zien? Tehran zal 10 uur rijden zijn, het is nu een uur of 7 ’s avonds dus tijd zat. Goed plan! Onmiddellijk trapt Maatin het gas in en slaan we rechtsaf een hobbelig pad in. ‘The beast’ kijkt ons door de achterruit verdrietig aan terwijl hij op een neer stuitert.

We stoppen voor een enorme stoeterij en tientallen Arabische volbloeden kijken verveeld uit hun boxen over de stoffige vlakten. Een vriendelijk rank paardje wordt gepoetst en gezadeld. Maatin rijdt een rondje door de bak, stapt af en vindt dat het nu mijn beurt is. Hij is totaal verbaasd en enthousiast als blijkt dat ik een redelijk stukje kan paardrijden. Na al dat gezeik met de auto is het fantastisch om even een rondje te galopperen. Nu is Daan aan de beurt, hij kijkt wat angstig. Daan is doodsbang voor paarden, maar deze lijkt hij te vertrouwen. Na wat stappen aan de hand en een klein stukje draven is het voor Daan genoeg, maar hij blijkt het toch wel leuk gevonden te hebben. Wie weet kunnen we ooit een paardentrektocht doen!

We vervolgen onze tocht in de stokoude truck die rammelt en kraakt aan alle kanten. Als er een vrachtwagen ons inhaalt kleppert achter ons een kapot achterraampje nog een paar minuutjes na. Het rechterraam staat op een kier, met een schroevendraaier tussen het raam en het portier wordt voorkomen dat deze verder verzakt. Zo nu en dan moeten we stoppen om water in een tankje achter de cabine te gooien; mijn vermoeden is dat dit als koelvloeistof fungeert. Gelukkig doet de airco het. De Iraanse snelwegen zijn overdag verlaten op enkele vrachtwagens na, maar nu in het donker is het ‘gezellig druk’: voor ons zien we lange slingers witte en rode lichten.

Na een aantal uur zo doorgehobbelt te hebben stoppen we op een grote parkeerplaats. ‘We slep’ zegt Maatin, en vouwt zijn handen onder zijn hoofd om duidelijk te maken wat hij bedoelt.

Het is 1 uur ‘s nachts, ik voel me moe, maar zeker niet slaperig. Daan en ik trekken ons terug in onze auto bovenop de trailer en proberen wat te slapen. De weg langs de parkeerplaats wordt leger. Het lijkt erop dat in de hitte van de middag en in het donker van de nacht de weg gemeden wordt. Na hazenslaapjes in de auto en nadat ik wat gefrustreerde rondjes heb gelopen over de parkeerplaats begint de zon op te komen. Er haasten zich wat mensen naar de autobaan-moskee. In de truck komt Maatin in beweging. Het avondeten van gisteren bestond uit chips en wat koekjes. Ontbijt van vandaag uit een snickers en wat chips.

We vervolgen onze reis naar Tehran. Maatin probeert tevergeefs contact te leggen met een Nissandealer in Tehran. Gelukkig had Daan wat voorwerk gedaan en had hij een aantal dealers (2) gevonden in Tehran. Met de tergend trage internetverbinding van onze chauffeurs Huawei probeer ik een telefoonnummer te vinden. Maatin belt met de dealer, maar aangezien het vrijdag is wordt er niet opgenomen. Op goed geluk navigeren we onze chauffeur, die ook een delfsblauw klompje rijker is naar de dealer.

Midden in het centrum van Tehran blijkt een modern zilveren gebouw, met een levensgroot NISSAN logo erop. Succes! Al is de zaak wel gesloten natuurlijk. Na wat handjes schudden en gesteggel met de bewaker wordt een hoge baas gebeld. Die staat 20 minuten later samen met zijn echtgenote voor de deur op de binnenplaats van het bedrijf. Parviz en zijn vrouw nodigen ons uit voor lunch. De koffers uit ‘the beast’ verdwijnen in zijn Mercedes. 20 meter verderop stoppen we alweer om een hotel binnen te gaan om daar te lunchen. Parviz is een zeer smalle jongeman, zijn vrouw wat kleiner en wat ronder. Hij is rustig en bedachtzaam en praat redelijk Engels. Zijn vrouw helaas niet. Het eten is zeer welkom, na deze lange slopende nacht. Parviz heeft als manager niet zoveel verstand van auto’s, maar morgen zal de monteur er naar gaan kijken. Voor nu moeten we ons geen zorgen gaan maken, dat is voor morgen. Eerst moeten we mee naar zijn huis voor een logeerpartij. Zoals de Lonely Planet uitgelegd heeft, hoor je dit eerst 3 maal te weigeren. Na 2 maal weigeren houdt Parviz zijn hand voor mijn gezicht en zegt: ‘No, you are our guest!’ Hier kan ik niks meer tegen inbrengen.

Op weg naar het huis van de gastheer en zijn vrouw stoppen we hier en daar voor een grote hoeveelheid zoetigheden, fruit en noten. Na een opfrissing, nuttigen we het net gekochte eten met thee in de woonkamer. Na wat rusten – AKA van alles opzoeken over hoe om te gaan met kapotte auto in Iran. Hoe hem het land uit te krijgen en wat de kosten daarvan zijn – gaan we op pad naar een luxe winkelcentrum in het noorden van Tehran. Hier rijdt het af en aan met grote luxe Aziatische en Europese SUV’s. We drinken koffie en proeven opnieuw Iraanse zoetigheden. We tonen foto’s van de reis, van Nederlandse dancefestivals en zien foto’s die zij maakten tijdens tripjes in Iran. Daarna worden we meegenomen naar een Italiaans restaurant en wandelen we nog wat door het park met prachtig uitzicht over Tehran. In de ochtend ontbijt op de grond, want er is geen eettafel in het appartement. Wel zijn er mooie tapijten. Iets later rijden we naar de Nissangarage waar het een drukte van jewelste is. Meerdere mensen zijn nu naar onze auto aan het kijken en er mee bezig. Dit duurt nu al 4 uur… dus wie weet is er hoop!?

Van Turkije naar Iran, midden in de Ramadan.

Turkije blijkt een zandloper. Na Sivas, het geografisch middelpunt verlaten te hebben naar Erzurum en verder naar de grens met Iran begint de bevolking begint weer veelzijdiger te worden, Restaurants laten wat andere gerechten toe dan kebab en de bergen worden hoger en hoger.

Op het moment dat wij in Erzurum zijn begint de Ramazan. Restaurants en thee-shopjes zijn over het algemeen gesloten. In de enkele geopende theeshopjes zitten wat mannen hulpeloos, verdwaasd elkaar aan te kijken. Wrijvend in hun vingers, waar normaal een peuk of een tulpglaasje thee met 4 suikerklontjes zich bevindt. Het drukke gepraat heeft plaats gemaakt voor verveelde blikken. Hoe anders na de start van de Iftar. Wanneer de zon bijna onder is verplaatsten te turken zich naar Restaurants en eethuizen die al hun stoelen en tafels uitgestald hebben. Zowel binnen als buiten staan keurig gedekte tafels met verschillende dipsauzen, groentes uit het zuur en salades. Alles met een beetje huishoudfolie erover. De obers staan op een kluitje bij elkaar, terwijl de stoelen langzaam vol stromen. Er wordt rustig wat gepraat. In de hoek zit een groepje vrouwen, zij schenken vast een aantal glazen water in, maar er wordt geen druppel uit gedronken. De zon is ondertussen, volgens de weer-app wel onder, maar er gebeurt nog niks. Voorzichtig kijken we om ons heen wanneer het startsein dan gegeven gaat worden… Zal er een ober met een bel komen? Wordt er plots warm eten uitgedeeld? De ober had ons al gewaarschuwd dat het Ramazan was en dat er dan ook een speciaal diner zou zijn. Maar wanneer je daaraan kan beginnen, had hij er nog niet bij verteld. Ondertussen schenk ik wat water in en moet mezelf bedwingen er direct een slok uit te nemen. Uit de speekers in de stad schalt de oproep voor het gebed, vervolgens komt de bediening in beweging en begint rond te rennen met allemaal borden warm eten. Iedereen begint tegelijk te eten en te drinken. De mannen schrokken zo snel mogelijk al het eten naar binnen om vervolgens de rest van de avond de eene met de andere sigaret aan te steken.

Overdag letten we op, zien we mensen de fout ingaan? Stiekem roken? Stiekem drinken? Nergens te zien… Hoe anders in Iran. Al op de grens, waar een mannetje ons helpt om door de hele bureaucratische ellende van de grens te komen, wel voor een aardig bedragje in dollars bleek later. Deze meneer rookte er vrolijk op los en hij was niet de enige…

Zeer vriendelijke werden we door een dame van het toeristbureau (waar je verplicht naartoe moet) welkom geheten in ‘peace-country’ Iran. Zij is niet de enige die je welkom heet blijkt al snel. Je wordt hier de hele dag welkom geheten in Iran. Mensen maken graag een praatje met een paar toeristen uit Nederland.

Iran is wellicht een officieel islamitisch land, met strenge religieuze wetten. De bevolking lijkt er tot nu toe een stuk minder naar te leven dan Turkije. De vrouwen hebben allemaal hun verplichte hoofddoek op, maar bij veel van hen is het niet meer dan een sjaal op het achterhoofd van hun uitgebreid geopereerd en zwaar opgemaakte gezicht. Alle restaurants en cafe’s zijn dicht, maar mensen druppelen rustig binnen in restaurants na iftar. Meerdere Iraniërs hebben ondertussen uitgelegd, dat Ramazan van de staat moet, maar vrij weinig mensen zich er aan houden. Het is met name lastig, maar nog een regel waar je wel omheen kan. Dit is wellicht gekleurd door het meer liberale Tehran waar we nu zijn. Wat een enorme stad is, tegen de flanken van 4500 meter hoge bergen. De stad is groener dan je zou verwachten. Het verkeer krioelt en vliegt alle kanten op. De stad wordt doorkruist door een 6-tal snelwegen die op alle mogelijke manieren elkaar weer kruisen. Er staan strepen op de weg, maar daar houdt niemand zich aan. De auto’s hebben knipperlichten, maar die gebruikt niemand. Het is verboden zomaar even te stoppen op de snelweg, maar hoe moet anders iemand even rusten in de schaduw midden in de stad? Wachten tot er een gaatje is bestaat hier niet, gaatjes in het verkeer creëer je door er gewoon in te rijden. De auto’s om je heen golven wel mee, soms met wat getoeter of flink remmen. Tot nu toe slechts 1 botsing gezien!

 

Morgen zullen we ‘the beast’ weer is volgooien met spotgoedkope diesel. Het zal wel weer een half miljoen kosten, maar gezien de inflatie van de Rial is dat iets meer dan een tientje. Is kijken hoe de machine rijdt in temperaturen boven de 40 graden, want we gaan de woestijn in.

  

 

 

Turkije

Een kleine week geleden zijn we de grens overgereden van Turkije. Na al die hobbeldebobbel-wegen in de balkan, is Turkije een verademing. Keurige snelweg, groene landerijen en alles opgeruimd. Al snel doemt voor ons een jungle van beton voor ons op. Het verkeer wordt drukker en onduidelijker, totdat we middenin een schreeuwende chaos aan verkeer, mensen, karretjes en steile weggetjes tot stilstand komen. Onze otopark vlak bij het hotel in de kleurrijke centrale wijk Beyoglu blijkt na een aantal ‘verboden in te rijden’  weggetjes, met de hulp van google maps toch vlot gevonden. De grijs besnorde eigenaar van het Otopark, trok zijn evengrijze wenkbrauwen hoog op toen hij ons in ‘the beast’ aan zag komen. De prijs van de parkeerplaats vloog dan ook direct om hoog. Na wat gesteggel over de prijs, wist de grijze snor onze auto met zeker 4000 toeren, luid schreeuwend, in een hoekje te drukken. 2 blokjes verderop is ons hotel met google maps, wederom snel gevonden.

Geen idee hoe mensen dit allemaal deden zonder google maps? Je moest vroeger toch wel een zeer georganiseerd type zijn. Het werkt danwel allemaal niet zo goed als in Nederland. Google stuurt je vaker dan eens een weg in die niet meer bestaat, verboden in te rijden is of dat er wegen extra zijn die google over het hoofd had gezien. Maar niet getreurd, als je de GPS aan zet kun je altijd dat blokje om zonder enige moeite vinden.

De wijk waarin we terecht zijn gekomen is een wirwar van straatjes met op elke straathoek een theetentje, shishalounge, donerzaak of alle drie in een. De huizen hangen op Amsterdamse wijzen gemoedelijk tegen elkaar aan, terwijl de architectuur doet denken aan Franse koloniale tijden. Door de smalle straatjes paradeert een bonte verzameling mensen. Van travestiet tot zwart gesluierde dame, van kleine mank lopende, groezelige, Turkse mannetjes tot langbenige, hooggehakte vrouwen met wapperende haren.

Met de metro steek je voor een paar muntjes het water over naar het oudste deel van de stad. Waar de minaretten van de blauwe moskee boven de bomen uit steken en de aya sofia zijn macht op je neer laat komen. De echoënde oproep voor het gebed klinkt haast mystiek, terwijl we rondwandelen door de tuinen van het oude 1001-nacht paleis van de sultan.

Na alle hectiek en feest van de metropool verruilen we het Europese continent voor het Aziatische en vertrekken naar het platteland. Om precies te zijn, naar Safranbolu: het Volendam van Turkije. Een dorpje vol met schattige ottomaanse huisjes, overladen met Chinese toeristen en Turkish delight.

Het landschap verandert vlot om ons heen, van keurige akkers naar uitgestrekte heuvels. De vlakke heuvels gaan over in rotsen, waartussen riviertjes meanderen. Middenin deze prachtige natuur zijn de ruïnes van een 3000 jaar oude stad (Hattusa).  Gebouwd door de Hittite, een volk wat qua macht en bouwkunst niet veel onderdeed voor de Egyptenaren.

Naar mate we verder naar het Oosten trekken valt op dat de  culturele veelzijdigheid van Istanbul plaats maakt voor een ogenschijnlijke monotone gemeenschap. Mannen met blijkbaar allemaal dezelfde kledingsmaak, die zich verschansen in almaar dezelfde thee-shopjes. Vrouwen met dezelfde lange jassen en gebloemde hoofdoeken. Het enige eten wat te krijgen is komt van de barbecue verpakt in brood. De winkels die ik altijd aanzag voor Turkse-toeristen-rimram blijken de enige soort in de niet-toeristische delen van Turkije. De Engels of Duits sprekende Turken zijn haast niet meer te vinden. Gelukkig biedt ook hier google weer een uitkomst. Het duurt even, maar na een kort gesprekje over waar je vandaan komt en hoe je heet, weet de gemiddelde Turk zelfs via Google-translate duidelijk te maken dat Ataturk fantastisch was, maar de zittende (zonder namen te noemen) een ramp. Er wordt met handen weggewuifd of spugende bewegingen gemaakt. Ataturk, die na de val van het Osmaanse rijk, direct na de eerste wereldoorlog, door gebrek aan olie in Turkije uit de greep van de westerse landen wist te blijven. Om zo van Turkije een eenheid te maken. Een machtige natiestaat, waar de Turk voorop staat. Minderheden werden verwijderd of verTurkt. De monomanie van toen, lijkt met de islamisering van nu weer terug te komen.

Morgen trekken we verder naar het Oosten, ik ben benieuwd of op weg naar de Iraanse grens er weer meer pluriformiteit in het leven van de Turken gaat ontstaan. Daarbij start de Ramadan vanacht, we zullen zien of er wat te eten valt; al zal dat alleen maar kebab en thee zijn.