Nadat we een eeuwigheid op de Kazakse grens gespendeerd hebben en Daan bijna ontploft is rijden we begin van de middag Aktau binnen. Brede kaarsrechte wegen doorkruisen het Amerikaans ogend stadje. Na wat boodschappen gedaan te hebben, besluiten we gelijk de sokken er in te zetten en de havenplaats te laten voor wat hij is. De lucht is strakblauw, het is zinderend heet en zowel links als rechts is het uitzicht eindeloos. Vlot rijden we de eerste paar honderd kilometer over een mooi geasfalteerde weg, terwijl het verkeer om ons heen begint uit te dunnen en de auto’s wrakkiger beginnen te worden. De vlakten maken plaats voor afgeplatte vierkantige rotsformaties. De enige toeristische trekpleister volgens de Eenzame Planeet zijn enkele ondergrondse moskeeën. We besluiten er een te bezoeken. Deze is ongeveer 40 km van de verharde weg.
We slaan links af een kiezelpad in op weg naar de moskee. De beast ronkt en wij zetten ons schrap. Wanneer er regelmatig over een onverharde weg wordt gereden leidt dit tot extreme hobbels. Alsof je op het strand staat waar de wind allemaal kleine ribbels heeft gemaakt. Alleen deze ribbels worden veroorzaakt door de aandrijving van wielen. Dezelfde ribbels die soms voor het stoplicht staan. Als de hele weg zo is voelt en klinkt het al snel alsof de auto totaal uit elkaar gaat trillen. Onze eerste reflex is om vaart te minderen, maar al snel komen we er achter dat het een stuk comfortabeler is wanneer je 60 rijdt. Al is het dan wel lastig om op tijd te remmen voor een plots opduikend gat in de weg, zeker gezien de ribbels je stuurkunsten en remmogelijkheden fors verminderen.
De route is fenomenaal. Om de paar kilometer zien we een kudde paarden en wat nog beter is enkele kuddes kamelen. Echte kamelen met twee bulten! De kamelen zijn over het algemeen hun wintervacht kwijt, maar sommigen behouden nog een soort kapsel op hun kop met bijpassende weelderige baard. De verdwaasde blik en hun schommelde loopje maakt het een hilarisch beest. De moskee ligt prachtig tussen rotsen geklemd met uitzicht op de Kaspische zee die er mediterraan blauw uit ziet. De moskee zelf is niet zo veel aan, wat wel grappig is dat de plaatselijke bevolking er in ligt te slapen. Lekker koel zo onder de grond.
Na weer 40km terug gerammeld en gebammeld te zijn is het fijn om weer asfalt te voelen. Zo nu en dan een flinke sinkhole, dat wel, maar daar valt bijna altijd wel omheen te sturen.
Na een goede nachtrust vervolgen we onze lange tocht naar de andere kant van Kazachstan. Een goede 3000 kilometer voor de boeg. De planning om daar een dag of 8 over te doen, dus tijd genoeg om het rustig aan te doen.
De verlatenheid van het westen van Kazachstan is voor een Nederlander niet te bevatten. Honderden kilometers zonder fatsoenlijk plaatsje is hier niet vreemd. We stoppen bij een winderig heet gehucht midden op de steppe. Het plaatsje bestaat uit een tiental vierkante huizen zonder verdiepingen. De huizen staan vrij ver van elkaar, met daartussen wat dorre grond en met name rotzooi. Kapotte auto’s, metalen tonnen, veel glas en plastic. Hier en daar loopt een koe of een kameel. Langs de kant van de weg staat een vreemd gebouw, wat bestaat uit een afgezaagde vliegtuigromp tegen een vierkant gebouwtje aan. Op de deur prijkt in Russische letters: ‘KAFE MAGAZIN’. We gaan naar binnen om wat te kopen.
Een haveloze groen klapperende deur geeft toegang tot een veel grotere ruimte dan je vanaf buiten zou verwachten. In de grauwe ruimte staan een aantal oude vrieskisten met wat stukken vlees erin. Achter een van de vrieskisten staat een man met een mooie rits gouden tanden ons achterdochtig aan te staren. Achter hem is een plankje aan de muur gespijkerd, met daarop 1 fles water, 1 fles Coca Cola, 1 fles wodka, 1 pakje sigaretten en een aansteker. Dit is dan ook precies wat de winkel heeft. We besluiten geen van deze producten nodig te hebben en groeten vriendelijk de stugge meneer achter de vrieskist.
Na weer een flink stuk gereden te hebben gaan we op zoek naar een slaapplek in een redelijk plaatsje. De enige slaapplekken die je kan vinden zijn truckerhotels. Kale, groezelige gebouwen met idem dito gasten en nog smakelozer eten. De slaapvertrekken bestaan uit kamers met 4 tot 8 stapelbedden. Heel dunne vieze matrasjes op een vering die al doorhangt door het gewicht van de matras. Onze tent achterin de auto is plots een luxe resort.
Bij het minst gore eethuis dat we kunnen vinden stoppen we voor eten. De menukaart kan je in Kazachstan beter niet vragen, ze hebben vaak maar twee dingen van de hele kaart. Wat raar is, aangezien ze soms wel aardappelen hebben, maar geen puree. Wel rijstsoep met kip en wortel, maar geen plov (wat je van dezelfde ingrediënten maakt). Dit restaurant heeft een kipgerecht en doner. Daan neemt de doner en ik het kipgerecht. De doner is een soort opgerolde panini en het kipgerecht bestaat uit kip. Een hele gebraden kip die in 4 stukken is gehakt, vervolgens in een waarschijnlijk niet meer draaiende magnetron gezet en daarna speciaal voor mij is geserveerd met een vork en een dun papieren servetje. De ene kant van de kip is ijskoud en de andere heet. Ergens ben ik blij dat de kip ijskoud aanvoelt, toch bestel ik er maar een colaatje bij om mijn maagzuur een handje te helpen.
Na het eten klimmen we weer in de auto, om toch nog een laatste hotel te bekijken. Deze staat op de afslag naar het oosten. Er gaat geen weg recht van west naar oost door Kazachstan. De kortste weg zigzagt door het landschap. Er zijn ook een tweetal highways door China aangelegd, rechtstreeks van Rusland naar China. Een snelweg wat meer in het westen en een in het oosten. Een keurige weg, zonder sinkholes, prachtig glad zwart asfalt met strepen en afritten. Niet dat de afritten ergens toe leiden, na 20 meter gaat de afrit telkens over in een zandpad.
Het hotel waarop we onze laatste hoop gevestigd hebben blijkt niks te zijn en we slaan onze weg in. Het redelijke asfalt verandert direct in iets wat je, je eigenlijk niet kan voorstellen. Een lange rechte weg op een verhoging door de steppe. Maar geen glad ZOAB. Het wegdek is een lappendeken van kleine stukjes asfalt, steen en zand en dat dan afgewisseld met gaten van 30cm tot een halve meter diep die vaak ook nog meer dan een meter lang en breed zijn. Soms beslaan die gaten de gehele weg. Je kan hier niet harder dan 10 tot 20 km per uur rijden.
We zijn het rijden en het zoeken naar een hotel beu en zetten een stukje van de weg ons tentje op. De grote weg is uit het zicht en het uitzicht weer eindeloos. 10 meter van ons tentje is een zandheuvel met holen, waar steppemarmotten leven. Voorzichtig komen ze een voor een hun hol uit, om ons goed te bekijken. Een hop (bijzonder leuke vogel) is druk in de weer verderop zijn nest in elkaar te zetten.
Tegen het schemeren blijkt de compleet verlaten weg toch echt een doorgaande weg te zijn. Iedere 20 minuten komt er een enorme vrachtwagen, een jeep of een sovjetmobiel voorbij. Een keer zien we een Volvo die niet lijkt te weten waar ie terecht is gekomen. Op de kaart is de totale lengte van deze waardeloze weg 136 km tot je op de volgende weg komt. Als een vrachtwagen erover kan, kunnen wij dat zeker! Morgen vroeg op, dan zullen we rond het middaguur op de goede weg zijn. Waar heb je anders een fourwheeldrive voor.
De verheven weg blijkt al snel absoluut niet te bereiden. Waarschijnlijk is hij in de Sovjettijd aangelegd en is er daarna nooit meer onderhoud gepleegd. Zowel links als rechts van de weg hebben dappere chauffeurs hun eigen zandpaden gecreëerd. Soms kan je 50km per uur halen op deze zandpaden, maar meestal gaat het stuk minder hard. Diepe kuilen, modderpoelen en vee op de weg geven flinke vertraging. Dan zijn er nog altijd de ribbels waar ik eerder over schreef. Langzaam ploeteren we met veel plezier voort. Halverwege de route wordt de weg plots iets beter. Er staan woonwagens, een aantal vrachtwagens die we herkennen van de avond ervoor en een flink aantal roestige jaknikkers. We geven gas, maar nog geen 100 meter verder is de weg weer als vanouds dramatisch.
136km en 5 uur later staan we op de volgende kruising. Er is geen blauwe kleur van de beast meer te zien. De modder zit tot op het dak en het stof is door alle kieren naar binnen gekomen. Blij en trots zijn we dat we dit overleefd hebben. We slaan rechtsaf een matig geasfalteerde weg in die na nog geen 20 km veranderd in precies dezelfde weg als waar we vandaan kwamen, terwijl dit volgens de kaart een belangrijker weg zou moeten zijn. Een grote gele weg op google maps… Waaruit wij hadden afgeleid dat die dan ook wel mooi verzorgd zou zijn. De moed zakt ons in de schoenen, maar we rijden door. Uiteindelijk hebben we zo 800 km over niet bestaande Kazakse wegen gescheurd. Het heeft zijn tol van ‘the beast’ geëist. We missen 1 koplamp, de multi-riem piept als een gek bij een stationair draaiende motor en wanneer je de motor afzet borrelt de antivries in het overdrukcompartiment nog een paar minuutjes na.
Maar hij rijdt nog!