Soms heb je echt Iraanse vriendelijkheid en gastvrijheid nodig. Die blijkt met name dan ook in overvloede aanwezig.
Na 2 weken rondreizen door Iran zijn we aangekomen in Yazd, midden in het land. Het is een oase in een dorre, sidderend hete woestijn, gekenmerkt door weidse vlaktes omringt door hoge kale rotsen die vanuit luchtspiegels oprijzen naar de strakblauwe hemel. Hier en daar slingert zich een weg met naastliggende elektriciteitspalen door dit ongerept landschap. De weg is vals plat, maar ‘the beast’ lijkt er vandaag wat meer moeite mee te hebben dan anders. Boven in het plafond zit een klokje dat heel handig de windrichting en de temperatuur aangeeft: we rijden naar het noordwesten bij een temperatuur van 45 graden. In de auto met de airco op standje hoog is de voorkant van je lijf koel genoeg, maar de achterkant vastgeplakt aan de stoelen van het zweet. Zo nu en dan stoppen we, om ons in een dikke warme deken te begeven om foto’s te maken van het adembenemende landschap. De zon begint te zakken en de rotsen werpen lange schaduwen over de zanderige kiezelvlakten. We stoppen nogmaals, maar nu om te kijken of de remmen niet aanlopen, bij gas geven komt er wat zwarte rook uit de knalpijp. De motor ronkt als altijd, toch wat bezorgd rijden we verder naar de stad. Bij de sleutelcursus leerden we dat zwarte rook duidt op een vervuild lucht- of brandstoffilter. Moeten we die dan nu al vervangen? Of volstaat een flaconnetje brandstofcleaner? En is ‘the beast’ wel echt trager dan normaal? Nee toch joh! Het is een bakbeest van bijna 2500 kg. Die vrachtwagens komen toch ook amper de helling op!?
Niet ver van ons hotel worden we voor het stoplicht ingehaald door grote pluimen dikke witte rook. Ik vraag me af welk oud barrel dit nu weer uitbraakt, maar tot onze grote schrik komt het uit de ‘the beast’ zelf. We rijden het eerste de beste straatje in om hem stil te zetten en te zien wat er aan de hand is. Witte rook volgens de sleutelcursus: kapotte koppakking. ‘Maar met genoeg olie kom je altijd thuis’ , herhaalt Daan opgewekt de woorden van de instructeur.
De oliepeilstok is heet en schoon. Onder de motorkap lijkt niet veel te zien, maar 1 blik onder de auto doet het ergste vermoeden. Al snel staan twee Iraniërs uit de keukenwinkel die aan het steegje gelegen is bij de auto. Na de standaard vraag waar we vandaan komen in steenkolen Engels, is er al snel de vraag wat er mis is met de auto en of we hulp nodig hebben. Nou mis is het zeker, het oliepeil is ook als de motor enkele minuten uit is onmeetbaar laag, te wijten aan de grote hoeveelheid olie onder de auto en het langzaam druppen op de straat.
We gaan mee de keukenzaak in, waar we nu met in totaal 6 man zitten voor kaneelthee en welkome hulp. Er wordt druk in het Farsi overlegd. De manager van de zaak, die ook de designer is, belt met verschillende automonteurs. Het woord Iftar valt geregeld. De jongen die wat Engels kan legt uit dat de monteurs niet kunnen komen, omdat er gegeten moet worden, het is half negen ramadam-tijd en dus eindigt het vasten. De jongen zelf blijkt architect, maar maakt ook tapijten en doet aan boksen (zegt ie). Gelukkig is het Engels wat hij praat redelijk te volgen, maar ons begrijpen kost hem moeite. De meeste Iraniers die Engels spreken kunnen zich redelijk verstaanbaar maken, maar het is voor hen erg lastig om Engels te begrijpen. Met simpele woorden, korte zinnetjes en Google Translate komen we gelukkig een heel eind. Er komt een monteur van de Iraanse ANWB; hij bekijkt de auto. Praat druk met onze nieuw gemaakte Iraanse vrienden. De ‘ANWB’-man concludeert dat er een andere mechanic naar moet kijken. Maar volgens de keukenboer – die eerst op basis van eigen inschatting nog de woorden ‘ cilinder head gasket’ op google had gevonden (koppakking) – valt het mee. Het zou misschien gewoon een gescheurde olieleiding zijn.
We gaan weer naar binnen.
De winkel bestaat uit een smalle ruimte met aan de rechterkant een enorme plompe eikenhouten keuken, met allerlei tierelantijntjes. Hij oogt eind jaren ‘70, begin jaren ‘80. Maar dan met modernere zeer grove apparatuur. Daartegenover een nog grotere, nog grovere keuken, maar dan wit en modern ogend. We vouwen ons weer tussen de gevaartes door naar het bureau van de designer voor nieuwe kopjes thee. We bekijken filmpjes op het fototoestel van de oudste man in de ruimte, die een vriend is van de andere mannen. Hij laat een filmpje zien van een bejaarde man (we vermoeden zijn vader), dansend op een tapijt tussen klappende en lachende mannen. Onze meegebrachte delfts-blauwe sleutelhangerklompjes en koelkastmagneten blijken een hit. Tijdens het maken van groepsfoto’s komen 3 mannetjes binnenlopen: de A-team zullen we maar zeggen.
Ze kijken zorgelijk naar onze auto. De gezichten vertrekken als het woord ‘ gasoil’ (diesel) valt. Personenauto’s met dieselmotoren zijn in Iran een zeldzaamheid. Zouden ze over de juiste materialen en deskundigheid beschikken? Er wordt met zaklampen door de donkere hoeken van de motor gespeurd en opnieuw onder de auto gekeken. De olie wordt bijgevuld die we gelukkig hadden meegenomen. De motor moet gestart. En dan volgt de conclusie: het lijkt inderdaad een kapotte leiding waar de olie uit gelopen is. Maar ook nadat die 5 liters extra diesel zijn toegevoegd is de peilstok nog brandschoon. De motor staat dus volledig droog.
We gaan weer naar binnen voor thee. Wederom druk gepraat. Resultaat: er is een leiding stuk, die is voor weinig geld in een dagje wel te repareren, er moet wel een oplegger komen die de auto naar de garage brengt. Geen zorgen, dit wordt direct voor ons geregeld. Na veel handenschudderij en lichte buigingen met de hand op het hart, verlaten de 4 auto-monteurs de winkel. Een half uurtje later staat een oplegger voor de deur die voor nog geen 10 euro de auto vervoert naar de garage, na wat afdingen van onze Iraanse helpers. De architect staat erop dat we met zijn 206 sedan meerijden achter de oplegger aan. Daarna zal hij ons naar het hotel brengen.
De volgende dag worden we gebeld door de automonteur: slecht nieuws. Wat we begrijpen uit de vertaling van onze hoteldame is er een ‘ basic problem’ en is er een onderdeel nodig wat in Yazd niet te krijgen is. De monteur kan het repareren, maar dat kost hem meer dan 10 dagen. Het is beter om de beast naar Tehran te transporteren, waar een grote Nissan-dealer zit. Het probleem lijkt ook met name te zijn dat er vanwege de boycots alleen maar Iraanse auto’s rondrijden. Dat zijn ongeveer 7 modellen. Hier en daar rijden wel Patrols rond, maar die stammen allemaal uit begin jaren 80 of zijn wellicht nog ouder. En nogmaals: dieselauto’s rijden er al helemaal niet.
Om 6 uur staan we weer op de stoep bij de automonteur. Dezelfde man als gisteravond heet ons welkom in zijn open garage. Behalve ‘the beast’ staan daar nog drie mega oude en totaal kapotte Patrols. De monteur weet niet waar de auto precies naar toegaat in Tehran. Alleen dat hij naar de Nissan Company moet. We krijgen het nummer van Maatin, de opleggerchauffeur, zodat we hem de volgende dag kunnen bellen waar hij de auto heeft gelaten. Maatin spreekt 5 woorden Engels, de monteur 2. We bellen met de telefoon van de monteur ons hotel. Met eigen telefoon bellen in Iran kan helaas vaak niet – of eigenlijk: helemaal niet. Het meisje van het hotel legt uit dat monteur en transporteur het adres van Nissan Company in Tehran niet weten. Chauffeur Maatin moet het nog uitzoeken, maar omdat het donderdagavond is en morgen dus de Iraanse ‘zondag’ is alles dicht. Nu contact leggen met de Nissan Dealer is onmogelijk. Vanwege de onduidelijheid besluiten we mee te rijden naar Tehran in de truck.
Maatin is een vriendelijke goedlachse gast. Hij is een klein donker, spieterig mannetje van achter in de 20. Een paar rijlaarzen in de truck verklappen zijn passie. Na nog geen 5 km uit Yazd, gebaart hij druk naar rechts en roept ‘horse yes? Horse yes?’ Willen we zijn paard zien? Tehran zal 10 uur rijden zijn, het is nu een uur of 7 ’s avonds dus tijd zat. Goed plan! Onmiddellijk trapt Maatin het gas in en slaan we rechtsaf een hobbelig pad in. ‘The beast’ kijkt ons door de achterruit verdrietig aan terwijl hij op een neer stuitert.
We stoppen voor een enorme stoeterij en tientallen Arabische volbloeden kijken verveeld uit hun boxen over de stoffige vlakten. Een vriendelijk rank paardje wordt gepoetst en gezadeld. Maatin rijdt een rondje door de bak, stapt af en vindt dat het nu mijn beurt is. Hij is totaal verbaasd en enthousiast als blijkt dat ik een redelijk stukje kan paardrijden. Na al dat gezeik met de auto is het fantastisch om even een rondje te galopperen. Nu is Daan aan de beurt, hij kijkt wat angstig. Daan is doodsbang voor paarden, maar deze lijkt hij te vertrouwen. Na wat stappen aan de hand en een klein stukje draven is het voor Daan genoeg, maar hij blijkt het toch wel leuk gevonden te hebben. Wie weet kunnen we ooit een paardentrektocht doen!
We vervolgen onze tocht in de stokoude truck die rammelt en kraakt aan alle kanten. Als er een vrachtwagen ons inhaalt kleppert achter ons een kapot achterraampje nog een paar minuutjes na. Het rechterraam staat op een kier, met een schroevendraaier tussen het raam en het portier wordt voorkomen dat deze verder verzakt. Zo nu en dan moeten we stoppen om water in een tankje achter de cabine te gooien; mijn vermoeden is dat dit als koelvloeistof fungeert. Gelukkig doet de airco het. De Iraanse snelwegen zijn overdag verlaten op enkele vrachtwagens na, maar nu in het donker is het ‘gezellig druk’: voor ons zien we lange slingers witte en rode lichten.
Na een aantal uur zo doorgehobbelt te hebben stoppen we op een grote parkeerplaats. ‘We slep’ zegt Maatin, en vouwt zijn handen onder zijn hoofd om duidelijk te maken wat hij bedoelt.
Het is 1 uur ‘s nachts, ik voel me moe, maar zeker niet slaperig. Daan en ik trekken ons terug in onze auto bovenop de trailer en proberen wat te slapen. De weg langs de parkeerplaats wordt leger. Het lijkt erop dat in de hitte van de middag en in het donker van de nacht de weg gemeden wordt. Na hazenslaapjes in de auto en nadat ik wat gefrustreerde rondjes heb gelopen over de parkeerplaats begint de zon op te komen. Er haasten zich wat mensen naar de autobaan-moskee. In de truck komt Maatin in beweging. Het avondeten van gisteren bestond uit chips en wat koekjes. Ontbijt van vandaag uit een snickers en wat chips.
We vervolgen onze reis naar Tehran. Maatin probeert tevergeefs contact te leggen met een Nissandealer in Tehran. Gelukkig had Daan wat voorwerk gedaan en had hij een aantal dealers (2) gevonden in Tehran. Met de tergend trage internetverbinding van onze chauffeurs Huawei probeer ik een telefoonnummer te vinden. Maatin belt met de dealer, maar aangezien het vrijdag is wordt er niet opgenomen. Op goed geluk navigeren we onze chauffeur, die ook een delfsblauw klompje rijker is naar de dealer.
Midden in het centrum van Tehran blijkt een modern zilveren gebouw, met een levensgroot NISSAN logo erop. Succes! Al is de zaak wel gesloten natuurlijk. Na wat handjes schudden en gesteggel met de bewaker wordt een hoge baas gebeld. Die staat 20 minuten later samen met zijn echtgenote voor de deur op de binnenplaats van het bedrijf. Parviz en zijn vrouw nodigen ons uit voor lunch. De koffers uit ‘the beast’ verdwijnen in zijn Mercedes. 20 meter verderop stoppen we alweer om een hotel binnen te gaan om daar te lunchen. Parviz is een zeer smalle jongeman, zijn vrouw wat kleiner en wat ronder. Hij is rustig en bedachtzaam en praat redelijk Engels. Zijn vrouw helaas niet. Het eten is zeer welkom, na deze lange slopende nacht. Parviz heeft als manager niet zoveel verstand van auto’s, maar morgen zal de monteur er naar gaan kijken. Voor nu moeten we ons geen zorgen gaan maken, dat is voor morgen. Eerst moeten we mee naar zijn huis voor een logeerpartij. Zoals de Lonely Planet uitgelegd heeft, hoor je dit eerst 3 maal te weigeren. Na 2 maal weigeren houdt Parviz zijn hand voor mijn gezicht en zegt: ‘No, you are our guest!’ Hier kan ik niks meer tegen inbrengen.
Op weg naar het huis van de gastheer en zijn vrouw stoppen we hier en daar voor een grote hoeveelheid zoetigheden, fruit en noten. Na een opfrissing, nuttigen we het net gekochte eten met thee in de woonkamer. Na wat rusten – AKA van alles opzoeken over hoe om te gaan met kapotte auto in Iran. Hoe hem het land uit te krijgen en wat de kosten daarvan zijn – gaan we op pad naar een luxe winkelcentrum in het noorden van Tehran. Hier rijdt het af en aan met grote luxe Aziatische en Europese SUV’s. We drinken koffie en proeven opnieuw Iraanse zoetigheden. We tonen foto’s van de reis, van Nederlandse dancefestivals en zien foto’s die zij maakten tijdens tripjes in Iran. Daarna worden we meegenomen naar een Italiaans restaurant en wandelen we nog wat door het park met prachtig uitzicht over Tehran. In de ochtend ontbijt op de grond, want er is geen eettafel in het appartement. Wel zijn er mooie tapijten. Iets later rijden we naar de Nissangarage waar het een drukte van jewelste is. Meerdere mensen zijn nu naar onze auto aan het kijken en er mee bezig. Dit duurt nu al 4 uur… dus wie weet is er hoop!?