Month: August 2017

Kazachstan

Nadat we een eeuwigheid op de Kazakse grens gespendeerd hebben en Daan bijna ontploft is rijden we begin van de middag Aktau binnen. Brede kaarsrechte wegen doorkruisen het Amerikaans ogend stadje. Na wat boodschappen gedaan te hebben, besluiten we gelijk de sokken er in te zetten en de havenplaats te laten voor wat hij is. De lucht is strakblauw, het is zinderend heet en zowel links als rechts is het uitzicht eindeloos. Vlot rijden we de eerste paar honderd kilometer over een mooi geasfalteerde weg, terwijl het verkeer om ons heen begint uit te dunnen en de auto’s wrakkiger beginnen te worden. De vlakten maken plaats voor afgeplatte vierkantige rotsformaties. De enige toeristische trekpleister volgens de Eenzame Planeet zijn enkele ondergrondse moskeeën. We besluiten er een te bezoeken. Deze is ongeveer 40 km van de verharde weg.

We slaan links af een kiezelpad in op weg naar de moskee. De beast ronkt en wij zetten ons schrap. Wanneer er regelmatig over een onverharde weg wordt gereden leidt dit tot extreme hobbels. Alsof je op het strand staat waar de wind allemaal kleine ribbels heeft gemaakt. Alleen deze ribbels worden veroorzaakt door de aandrijving van wielen. Dezelfde ribbels die soms voor het stoplicht staan. Als de hele weg zo is voelt en klinkt het al snel alsof de auto totaal uit elkaar gaat trillen. Onze eerste reflex is om vaart te minderen, maar al snel komen we er achter dat het een stuk comfortabeler is wanneer je 60 rijdt. Al is het dan wel lastig om op tijd te remmen voor een plots opduikend gat in de weg, zeker gezien de ribbels je stuurkunsten en remmogelijkheden fors verminderen.

De route is fenomenaal. Om de paar kilometer zien we een kudde paarden en wat nog beter is enkele kuddes kamelen. Echte kamelen met twee bulten! De kamelen zijn over het algemeen hun wintervacht kwijt, maar sommigen behouden nog een soort kapsel op hun kop met bijpassende weelderige baard. De verdwaasde blik en hun schommelde loopje maakt het een hilarisch beest. De moskee ligt prachtig tussen rotsen geklemd met uitzicht op de Kaspische zee die er mediterraan blauw uit ziet. De moskee zelf is niet zo veel aan, wat wel grappig is dat de plaatselijke bevolking er in ligt te slapen. Lekker koel zo onder de grond.

Na weer 40km terug gerammeld en gebammeld te zijn is het fijn om weer asfalt te voelen. Zo nu en dan een flinke sinkhole, dat wel, maar daar valt bijna altijd wel omheen te sturen.

Na een goede nachtrust vervolgen we onze lange tocht naar de andere kant van Kazachstan. Een goede 3000 kilometer voor de boeg. De planning om daar een dag of 8 over te doen, dus tijd genoeg om het rustig aan te doen.

De verlatenheid van het westen van Kazachstan is voor een Nederlander niet te bevatten. Honderden kilometers zonder fatsoenlijk plaatsje is hier niet vreemd. We stoppen bij een winderig heet gehucht midden op de steppe. Het plaatsje bestaat uit een tiental vierkante huizen zonder verdiepingen. De huizen staan vrij ver van elkaar, met daartussen wat dorre grond en met name rotzooi. Kapotte auto’s, metalen tonnen, veel glas en plastic. Hier en daar loopt een koe of een kameel. Langs de kant van de weg staat een vreemd gebouw, wat bestaat uit een afgezaagde vliegtuigromp tegen een vierkant gebouwtje aan. Op de deur prijkt in Russische letters: ‘KAFE MAGAZIN’. We gaan naar binnen om wat te kopen.

Een haveloze groen klapperende deur geeft toegang tot een veel grotere ruimte dan je vanaf buiten zou verwachten. In de grauwe ruimte staan een aantal oude vrieskisten met wat stukken vlees erin. Achter een van de vrieskisten staat een man met een mooie rits gouden tanden ons achterdochtig aan te staren. Achter hem is een plankje aan de muur gespijkerd, met daarop 1 fles water, 1 fles Coca Cola, 1 fles wodka, 1 pakje sigaretten en een aansteker. Dit is dan ook precies wat de winkel heeft. We besluiten geen van deze producten nodig te hebben en groeten vriendelijk de stugge meneer achter de vrieskist.

Na weer een flink stuk gereden te hebben gaan we op zoek naar een slaapplek in een redelijk plaatsje. De enige slaapplekken die je kan vinden zijn truckerhotels. Kale, groezelige gebouwen met idem dito gasten en nog smakelozer eten. De slaapvertrekken bestaan uit kamers met 4 tot 8 stapelbedden. Heel dunne vieze matrasjes op een vering die al doorhangt door het gewicht van de matras. Onze tent achterin de auto is plots een luxe resort.

Bij het minst gore eethuis dat we kunnen vinden stoppen we voor eten. De menukaart kan je in Kazachstan beter niet vragen, ze hebben vaak maar twee dingen van de hele kaart. Wat raar is, aangezien ze soms wel aardappelen hebben, maar geen puree. Wel rijstsoep met kip en wortel, maar geen plov (wat je van dezelfde ingrediënten maakt). Dit restaurant heeft een kipgerecht en doner. Daan neemt de doner en ik het kipgerecht. De doner is een soort opgerolde panini en het kipgerecht bestaat uit kip. Een hele gebraden kip die in 4 stukken is gehakt, vervolgens in een waarschijnlijk niet meer draaiende magnetron gezet en daarna speciaal voor mij is geserveerd met een vork en een dun papieren servetje. De ene kant van de kip is ijskoud en de andere heet. Ergens ben ik blij dat de kip ijskoud aanvoelt, toch bestel ik er maar een colaatje bij om mijn maagzuur een handje te helpen.

Na het eten klimmen we weer in de auto, om toch nog een laatste hotel te bekijken. Deze staat op de afslag naar het oosten. Er gaat geen weg recht van west naar oost door Kazachstan. De kortste weg zigzagt door het landschap. Er zijn ook een tweetal highways door China aangelegd, rechtstreeks van Rusland naar China. Een snelweg wat meer in het westen en een in het oosten. Een keurige weg, zonder sinkholes, prachtig glad zwart asfalt met strepen en afritten. Niet dat de afritten ergens toe leiden, na 20 meter gaat de afrit telkens over in een zandpad.

Het hotel waarop we onze laatste hoop gevestigd hebben blijkt niks te zijn en we slaan onze weg in. Het redelijke asfalt verandert direct in iets wat je, je eigenlijk niet kan voorstellen. Een lange rechte weg op een verhoging door de steppe. Maar geen glad ZOAB. Het wegdek is een lappendeken van kleine stukjes asfalt, steen en zand en dat dan afgewisseld met gaten van 30cm tot een halve meter diep die vaak ook nog meer dan een meter lang en breed zijn. Soms beslaan die gaten de gehele weg. Je kan hier niet harder dan 10 tot 20 km per uur rijden.

We zijn het rijden en het zoeken naar een hotel beu en zetten een stukje van de weg ons tentje op. De grote weg is uit het zicht en het uitzicht weer eindeloos. 10 meter van ons tentje is een zandheuvel met holen, waar steppemarmotten leven. Voorzichtig komen ze een voor een hun hol uit, om ons goed te bekijken. Een hop (bijzonder leuke vogel) is druk in de weer verderop zijn nest in elkaar te zetten.

Tegen het schemeren blijkt de compleet verlaten weg toch echt een doorgaande weg te zijn. Iedere 20 minuten komt er een enorme vrachtwagen, een jeep of een sovjetmobiel voorbij. Een keer zien we een Volvo die niet lijkt te weten waar ie terecht is gekomen. Op de kaart is de totale lengte van deze waardeloze weg 136 km tot je op de volgende weg komt. Als een vrachtwagen erover kan, kunnen wij dat zeker! Morgen vroeg op, dan zullen we rond het middaguur op de goede weg zijn. Waar heb je anders een fourwheeldrive voor.

De verheven weg blijkt al snel absoluut niet te bereiden. Waarschijnlijk is hij in de Sovjettijd aangelegd en is er daarna nooit meer onderhoud gepleegd. Zowel links als rechts van de weg hebben dappere chauffeurs hun eigen zandpaden gecreëerd. Soms kan je 50km per uur halen op deze zandpaden, maar meestal gaat het stuk minder hard. Diepe kuilen, modderpoelen en vee op de weg geven flinke vertraging. Dan zijn er nog altijd de ribbels waar ik eerder over schreef. Langzaam ploeteren we met veel plezier voort. Halverwege de route wordt de weg plots iets beter. Er staan woonwagens, een aantal vrachtwagens die we herkennen van de avond ervoor en een flink aantal roestige jaknikkers. We geven gas, maar nog geen 100 meter verder is de weg weer als vanouds dramatisch.

136km en 5 uur later staan we op de volgende kruising. Er is geen blauwe kleur van de beast meer te zien. De modder zit tot op het dak en het stof is door alle kieren naar binnen gekomen. Blij en trots zijn we dat we dit overleefd hebben. We slaan rechtsaf een matig geasfalteerde weg in die na nog geen 20 km veranderd in precies dezelfde weg als waar we vandaan kwamen, terwijl dit volgens de kaart een belangrijker weg zou moeten zijn. Een grote gele weg op google maps… Waaruit wij hadden afgeleid dat die dan ook wel mooi verzorgd zou zijn. De moed zakt ons in de schoenen, maar we rijden door. Uiteindelijk hebben we zo 800 km over niet bestaande Kazakse wegen gescheurd. Het heeft zijn tol van ‘the beast’ geëist. We missen 1 koplamp, de multi-riem piept als een gek bij een stationair draaiende motor en wanneer je de motor afzet borrelt de antivries in het overdrukcompartiment nog een paar minuutjes na.

Maar hij rijdt nog!

 

Stukkie varen

Vanuit Iran zijn we naar Azerbeidzjan gereden, om vervolgens de boot te pakken naar Kazachstan over de Caspische zee. De boot is een ferry, ook wel roll on roll off voor vrachtwagens en treinen en zo nu en dan mag een verloren toerist ook mee. Op de ‘bijbel’ voor zijderoutereizigers (caravanistan site) staat een uitgebreid verhaal over hoe de boot te nemen. In het kort: de boot vertrekt 70 kilometer ten zuiden van Baku, vanuit de middle of nowhere. De boot (een oude sovjetreliek) gaat 1x per 3 tot 14 dagen; afhankelijk van het aantal vrachtwagens en het weer. Dagelijks zal je naar de vertrekplaats van de boot moeten om te vragen of hij gaat. Als hij vaart, kan de reis 30 uur tot 5 dagen duren. Eten aan boord is mogelijk erg slecht en duur.

Na twijfels om over Rusland te rijden toch voor de boot gekozen. Rusland is mogelijk, maar wel een kleine kans op kidnapping in Dagestan of Tjetjenie. Die kleine kans is voor ons te groot.

Na groots inkopen gedaan te hebben, om 5 dagen glutenvrij te kunnen overleven op een roestige tobbe met goede moed naar de haven gereden. Vrij snel na de afslag staat een vierkant wit hok met twee slagbomen ervoor. Grensachtig moet je paspoorten en kentekenbewijs laten zien. De auto wordt kort bekeken met spiegels aan de onderkant en de bagage gecheckt. Daarna kan je het haventerrein op. Aan het einde van de weg staan zo’n honderd vrachtwagens naast en achter elkaar geparkeerd. Sommigen staan te ronken om hun waar gekoeld te houden. Aan de linker kant van de geasfalteerde vlakte staan een 5-tal zeecontainers. Rechts staan de vrachtwagens en een zeecontainer die dienst doet als toiletgebouw. Aan het einde van de vlakte een grenspoort. Wij worden door een aantal beveiligers naar een van de vijf zeecontainers gewezen om een ticket voor de boot te kopen. Het is nog maar een uur of negen, maar de lucht trilt al over het asfalt van de warmte. In de zwaar geaircode container zit een klein bol mannetje in uniform, om zijn vingers bungelen een flink aantal zilveren ringen. ‘is there a boat today?’ vragen wij hoopvol. Jazeker is er een boot, hij vertrekt om 10:00 maar die is vol. Teleurgesteld kijken we elkaar aan, dat wordt dus 3 dagen wachten. ‘next boat four o clock’ zegt de man achter het bureau. ‘Dan al???’ Superfijn! ‘But boat, maybe full’ We besluiten een ticket te kopen en te wachten. De ticket betalen moet bij de bank. (container naast de ticket-container)

In moeilijke landen kan je bijna nooit betalen aan de persoon waar je zaken mee doet. Bijvoorbeeld in restaurants is er altijd een aparte betaaldesk bij de uitgang en in auto-garages krijg je een bonnetje waarmee je naar een loketje moet. De enige waar je direct aan betaalt is de politie die je om allerlei redenen staande kan houden voor ‘straff!’ AKA een boete/bribe waarover je kunt onderhandelen. Het geld zelf pakken mensen nooit aan, je moet het ergens neerleggen.

We rijden de beast zo dicht mogelijk onder de grenspoort om wat schaduw te vangen. Na 2 uurtjes checken we in het ticketbureau of de maybe al een yes is geworden. Daan en ik hebben er over gediscussieerd om de man om te kopen, maar hij gaf daar geen ingang voor en gezien de boten zo vaak varen zal er vast morgen ook weer een varen. De maybe is geen yes geworden, maar de boot is vertraagd door harde wind op zee. We kunnen mee als 2 mensen niet op komen dagen, die er al hadden moeten zijn. Mogelijk goed nieuws dus.

Een tijd later wordt er naar ons gefloten. Om aandacht van je te trekken wordt er bijzonder vaak naar je gefloten door mensen die je tegenkomt, maar met name door ambtelijke types zoals politie en douane. Wanneer je bij de politie staat voor straff en de prijs wordt bepaald via een vaag papiertje, fluiten ze tussen hun tanden naar je om je te laten kijken. Ze fluiten nogmaals om je de hoogte van de bribe aan te wijzen, maar voor je ziet waar ze precies naar wijzen vouwen ze de papiertjes snel weer toe. Verder fluit eigenlijk iedere willekeurige andere vreemde naar je. Dat doen ze als je iets doet dat niet mag. Een fluitconcert is je deel als je ergens loopt waar je om onduidelijke redenen niet mag lopen, of als ze vinden dat je een andere kant op moet lopen. Zelfs als de persoon 40cm van je afstaat en je even voor je uit staat te staren fluiten ze. Op de een of andere manier wekt dat een soort diepe agressie in mij op. ‘Sir’ of voor mijn part ‘hey’ is toch een stuk prettiger. Maar goed: dit fluitje is een positief fluitje, want we moeten een ticket kopen voor het op en afladen van de auto. Al blijft ons onduidelijk waarom die handeling niet in de totaalprijs zit inbegrepen, vooral omdat we het zelf zullen moeten doen. Om de havenbelasting te voldoen halen we in een andere zeecontainer een papiertje, waarmee we weer naar de bank kunnen voor wederom een transactie in Amerikaanse dollars. Een graag gebruikte valuta, dit zal wel te maken hebben met de rappe devaluatie van het geld in veel Aziatische landen. Dit keer geen kletspraatjes met de bankbedienden, twee jonge mannen in een strak pak dat nogal contrasteert met hun werkomgeving. Wat overigens ook geldt voor de gespreksonderwerpen die ze bij de vorige transactie aansneden. Kennelijk is een van beiden nogal een Don Juan.

We hebben nu een ticket gekocht en de haven betaald, maar rond etenstijd weten we nog steeds niet of we ook met de boot kunnen. Ondertussen wordt de ticketmeneer een beetje chagrijnig van ons gedram. We hebben een twee-uurs-beleid, om en om vragen we of er al zekerheid is. Helaas: de maybe is nog steeds geen yes en de boot komt niet voor de avond aan, want storm-op-zee. Wederom wachten. Daar zijn we ondertussen vrij goed in geworden. Tegen de avond toch maar weer is gevraagd; een ja! We kunnen mee! Nu alleen nog wachten tot die roestige tobbe arriveert. We weten haar naam al wel: de Akademik Hassan Aliev. Noem het een blijde verwachting.

Na aankomst van de boot zes uur lang gewacht tot we aan boort konden. Auto’s mogen als laatste want alle vrachtwagens moeten eerst door de douane. Aan boort wordt ons door een potig Kazaks vrouwmens een privéhut toegewezen met 2 stapelbedjes, een patrijspoort en een wasbak! Superdeluxe dus. Doodmoe ploffen we op bed, het is vier uur in de nacht. Rond zes uur word ik even wakker als de boot begint te varen. Nog geen uur later wordt er luid op de deur gebeukt: ‘ZAFTRAK!!!! ZAFTRAK!!!’

Dit kun je toch niet menen??? Daan en ik hijsen ons slaperig in onze kleren en lopen naar de kantine. We waren in de stille hoop andere overlanders tegen te komen, maar behalve wij zijn er alleen Turkse en Kazakse vrachtwagenchauffeurs in vuile kleren, die het matige eten zonder wat te zeggen naar binnen smakken. Het ontbijt is van Iraanse kwaliteit. Thee, droog brood en 2 vage jammetjes uit plastic bakjes. Als je er om vraagt is er oploskoffie. Na wat gegeten te hebben snel terug naar de hut om verder te slapen. Om half 11 wordt er opnieuw op de deur gebeukt: ‘LOENCH LOENCH!’ Zo krijgt een mens toch ook zijn slaap niet…

De rest van de dag worden we met rust gelaten. Na een kijkje in de machinekamer en bij de stuurman hebben we ons met een drankje op het topdek gesetteld en besloten dat de bootreis na alle negatieve verhalen online in werkelijkheid een aangename verrassing is. Langzaam tuft de boot golfloos vooruit, je komt er zowaar van tot rust. Na een prachtige zonsondergang op zee volgt een nog mooiere wolkloze sterrenhemel.

Na een goede nachtrust worden we op tijd wakker door de zon die door het raampje naar binnen schijnt. We liggen stil. Land in zicht! De vrachtwagenchauffeurs zijn al druk in de weer met wassen en andere ochtendrituelen. Nadat we door duwbootjes op zijn plek zijn geduwd en ontbeten hebben begint wederom wachten. De chauffeurs zitten, staan en hangen bij elkaar met mapjes papieren. Op de TV staat een film, vermoedelijk Commisaris Rex, maar dan in een Russische remake.

Na ruim een uur worden we naar buiten gesommeerd, om via een ladder aan de zijkant de boot te verlaten. Via dezelfde ladder gaan een tiental Kazakse soldaten met drugshonden de boot in. Samen met de chauffeurs worden we in 2 minibusjes gepropt en naar de douane gereden. Daar volgt een uitgebreide paspoortcontrole. Daarna moeten weer terug lopen naar de boot om de auto te halen. De procedure die dan weer volgt zal ik je besparen….